Het ideaalbeeld van het Westlandse veilsysteem, prijs afhankelijk van vraag en aanbod, werd door de eerste wereldoorlog danig verstoord. Landen als Duitsland en Engeland wilde de voedselprijzen in Nederland voorschrijven. Hierdoor gingen de telers zich bundelen en ontstonden er coöperatieve verenigingen als tegenblok van de inkopers.
In het Westland ontstond in 1918 zo’n coöperatieve vereniging de Coöperatieven Verduurzaam Inrichting afgekort de Coverin. Het aantal leden liep op tot ca. 600, zij brachten het kapitaal in voor de start van de Coverin een bedrag van ca. ƒ 400.000,-
Nabij de Gantel aan de Slachthuiskade werd een perceel grond aangekocht voor de bouw van een fabriek. In het eerste seizoen, 1918, werden er bijna 800 ton bonen verwerkt tot gezouten snijbonen, 275 ton witte kool tot zuurkool en 167 ton tomaten tot moes.
De internationale situatie was in deze periode chaotisch. Landen zaten met import en export regels en de afnemers hadden niet de financiële middelen voor aankoop van deze producten en ook de overheid sprong niet bij. Het gevolg was dat de voorraden alleen maar groter werden.
Op 18 oktober 1920 werd de Coverin failliet verklaard en moesten de aandeelhouders, de tuinders, het verlies opbrengen.
Dit bracht vele tuinders aan de afgrond en sommige vielen er vanaf.
De diverse juridisch procedures hebben tot aan het eind van de jaren 30 de juristen bezig gehouden. Uiiteindelijk bleek natuurlijk wel dat het hele Coverin project een fiasco was geworden en vele Westlandse tuinders slapeloze nachten heeft bezorgd.
UIt: Het Coverin-drama door Dr. W.H. Kemmers, Historisch Jaarboek Westland 1991.