In de Vroege middeleeuwen waren in het Westland enkele woonplaatsen bekend die ook een versterkte functie hadden. In Monster kennen we de Oudenburg en in Naaldwijk en Maasland hebben waarschijnlijk zogenaamde ringwalburgen gestaan. Dit waren plekken waar de bevolking zich in tijden van gevaar kon terugtrekken en verdedigen.
Nadat in de 12de eeuw het gebied was getroffen door twee overstromingsrampen moest het land weer terug gewonnen worden op het water. Voor de herontginning moesten dijken, kades, wegen en vaarten aangelegd worden. Dit was een kostbare zaak en kon niet alleen door de landsheer (de graaf) bekostigd worden. Hij gaf landgoederen in leen aan adellijke families om in cultuur te brengen. Op dat landgoed mochten zij een verdedigbaar huis bouwen, het kasteel. In het Westland hebben ongeveer 45 kastelen gestaan.
Vanaf 1600 kochten rijke burgers landgoederen op en transformeerden die tot buitenplaatsen met een mooi landhuis en tuincomplex. Daar verbleven zij vooral in de zomer.