De naam van het kerkdorp ’t Woudt verwijst naar de oorspronkelijke begroeiing van de kleirug (een voormalige Gantelarm) in het gebied, die hoofdzakelijk uit eiken en essen bestond. Vanaf de 12e eeuw is er sprake van permanente bewoning in ‘t Woudt. Het Harnaschgebied heeft lang een eenheid gevormd met het poldergebied van ’t Woudt, dat ontstond na het afdammen van het water de Lier of Lee omstreeks 1200.
Een deel van het gebied, waaronder het kerkdorp, viel onder het ambacht Hof van Delft; een ander deel vormt vanaf de dertiende eeuw het ambacht Woud-Harnasch. Het ambacht Groeneveld was tot 1855 zelfstandig.
Bartholomeus van der Made trad als hofrechter op van de grafelijke Hof van Delft. Hij had van graaf Floris V stukken land in leen rond ‘t Woudt. Van der Made was de stichter van de parochiekerk en hij zorgde ervoor dat het benoemingsrecht van de pastoor bij de bewoners van ‘t Woudt terechtkwam.
‘t Woudt is altijd een klein dorp gebleven, maar omdat Woud-Harnasch als gemeente weinig levensvatbaar bleek, werd dit poldergebied in 1833 op eigen verzoek toegevoegd aan de gemeente Hof van Delft. Na de opheffing in 1921 van de gemeente Hof van Delft werden ‘t Woudt en de Harnaschpolder bij de gemeente Schipluiden gevoegd.
Sinds 2004 valt het beschermde dorpsgezicht ’t Woudt onder de gemeente Midden-Delfland.