Op 15 juni 1921 werd de eerste steen gelegd door pastoor A.H. Hammer. Deken De Graaf uit Delft wijdde op 15 december van datzelfde jaar de nieuwe school en gymnastiekzaal plechtig in.
De R.K. Parochiale School St. Aloysius aan de Kerklaan begon met 56 leerlingen. Alles was nieuw: de schoolmeubelen, de leermiddelen, de klompenbakjes in de gang. Men was trots op het gebouw. Alleen de drinkwater voorziening liet te wensen over. Het opgepompte water uit de put gaf een eigenaardige kleur en in 1928 werd dan ook een waterleiding aangelegd. Tevens konden hierop de wc’s worden aangesloten.
Inmiddels was meester Post in 1923 met pensioen gegaan en in zijn plaats werd G.A. Oorschot benoemd tot hoofd van de school. In de oorlogsjaren heeft de school te maken gehad met de inkwartiering van Duitse soldaten en in de hongerwinter is de school noodgedwongen enige tijd gesloten geweest.
In 1953 moest de school verbouwd worden en kwamen er twee nieuwe lokalen bij. Het aantal leerlingen was inmiddels flink gegroeid. In 1937 werd door pastoor Halkes de invoering van de dagelijkse schoolmis voor kinderen ingevoerd, waarbij ook het personeel aanwezig diende te zijn. Zoals overal was de invloed van de kerk erg groot.
Een Bisschoppelijk Besluit uit 1965, waarin bepaald was dat kerkbesturen hun functie als schoolbestuur moesten overdragen aan een aparte stichting, leidde twee jaar later tot de oprichting van de Stichting Katholiek Onderwijs Maasland. Inmiddels begon het gebouw gebreken te vertonen.
De school werd te klein, de gymzaal moest verbouwd worden, de verwarmingskosten waren te hoog etc. Aan de gemeente werd medewerking gevraagd om een nieuw gebouw te mogen neerzetten, waarin naast de lagere school ook de kleuterschool geïntegreerd zou worden. In 1975 werd de oude school gesloopt met uitzondering van de gymzaal. Op 15 augustus werd de eerste paal geslagen voor de nieuwbouw. Een jaar later, op 8 juni 1976, werd de nieuwe school opgeleverd. Een aantal jaren geleden is de school met nieuwe lokalen vergroot.
Bron: Twee Gezichten van Midden-Delfland’, T. Werner-Berkhout, pag. 134 -135