Op 14 augustus 1883 wordt het baanvak Poeldijk- Monster-’s-Gravenzande door de Westlandse Stoomtramweg Maatschappij (WSM) in gebruik genomen.
Met het oog op deze nieuwe ontwikkelingen op vervoergebied stelt de ‘s-Gravenzandse gemeenteraad een “Verordening voor het rijden met den stoomtram” vast. Daarin staan een groot aantal veiligheidsvoorschriften ter bescherming van de burgerij.
De tram mag in de bebouwde kom niet sneller gaan dan een zeer langzaam lopend persoon.
Om de komst van de tram aan te kondigen moet de locomotief voorzien zijn van een luid klinkende bel.
De machinist moet binnen de bebouwde kom en bij het voorbijrijden van zijwegen en straten langdurig en luid aan de bel trekken, ook bij het passeren van personen moet hij de bel luiden.
Verder is het o.a. verboden te roken in de voor personenvervoer bestemde wagens van de tram. Op overtreding van deze verordening staat een geldboete van vijf gulden, een fors bedrag voor die tijd.
In 1886 duurde de reis van Den Haag (Lijnbaan) naar ’s-Gravenzande één uur en 10 minuten, de kosten bedroegen 30 cent (1e klasse 40 cent). Sinds de jaren 30 van de vorige eeuw werd deze lijn in verband met de komst van de bus niet meer voor het personenvervoer gebruikt.
In de jaren 50 van de vorige eeuw is de tram nog voor het vervoer van veilingproducten in gebruik geweest. De tram reed toen niet meer over de Monsterseweg maar men had een baanvak aangelegd vanaf Arendsduin tot op het veilingterrein.