Kastelen & buitenplaatsen

Ouwendijck

16e eeuw - Buitenplaats Ouwendijck (1880)

De oudst bekende gegevens over Villa Ouwendijck dateren van ongeveer 1530.
In dat jaar kwam de hofstede, die op de plaats van de latere buitenplaats Ouwendijck lag, in het bezit van Cornelis Adriaenszoon Persijn doordat hij trouwde met Machteld Coppier van Ouwendijck, die stamde uit een adellijk geslacht.
Cornelis noemde zichzelf daarna Persyn van Ouwendijck.
Later werd op de plaats van deze adellijke hofstede een buitenplaats gebouwd, die de naam Ouwendijck kreeg.

Hofstede Ouwendijck

De villa is in het kaartboek van het Regulierenklooster Maria Magdalena in Brethanië, vervaardigd in 1566 door landmeter Coenraet Oelensz van Delfland, ingetekend.

Eind 16e of begin 17e eeuw wordt Villa Ouwendijck verkocht aan Joris Pieterszn Houdt, die het op zijn beurt in 1627 weer doorverkoopt aan Simon van Catshuijsen, baljuw en schout van Naaldwijk.
Deze Simon liet het bewonen door zijn zus, de weduwe Anna van Steenhuijsen.

In 1712 heeft Ouwendijck zijn definitieve vorm van een aanzienlijke buitenplaats.
In die tijd lagen er rond het huis in barokke stijl aangelegde tuinen, met bomenlanen en kunstige perken.
Ook waren er ten gerieve van de eigenaar een boomgaard en een moestuin.
Om het geheel goed te onderhouden had hij een aantal tuinlieden in dienst.

Op 6 december 1824 werd Ouwendijck voor 20.750 gulden aangekocht door mr. Jacobus Petrus de Fremery, burgemeester en tevens notaris van ‘s-Gravenzande.
Huis, tuinen en landerijen besloegen toen een oppervlakte van ongeveer 36 ha.
De Fremery overleed op huize Ouwendijck in 1874.

In 1826 werd op Villa Ouwendijck hun zoon Jacobus geboren, die zich later James ging noemen, omdat hij al op 21-jarige leeftijd naar Amerika vertrekt om daar in zaken te gaan.
Hij trad daar in dienst van de firma Herckenrath & Van Damme (indertijd opgericht door Leon Herckenrath), dat een vestiging had in New York.

James trouwde in 1853 met Virginie, de dochter van Leon Herkenrath en bouwde in Amerika een grote carrière op in het handelswezen. Hij was daarnaast een bekend historicus die in het bijzonder de geschiedenis van ‘s-Gravenzande bestudeerde.
James kwam regelmatig terug in Nederland en dan verbleef hij op Villa Ouwendijck. Hij overleed in 1899.

In 1905 werd Villa Ouwendijck, zoals het pand in de volksmond werd genoemd, publiek geveild.

Toen het eind jaren 70 leeg kwam te staan, werd het pand in 1979 door de overheid aangewezen als opvanglocatie voor de  Vietnamese bootvluchtelingen, die na de val van Zuid-Vietnam hun land waren ontvlucht.

Tot en met 1980 zijn er ongeveer 100 bootvluchtelingen in villa Ouwendijck opgevangen en voorbereid op een definitief verblijf in Nederland.
‘s-Gravenzande telt ook nu nog een relatief groot aantal inwoners van Vietnamese oorsprong.

Een arts controleert een jonge Vietnamese bootvluchteling in Villa Ouwendijck

In 1984 is de villa gesloopt en is er een nieuwe woning gebouwd.